DE WEG NAAR HOGERE STATEN VAN BEWUSTZIJN

ZOALS DIE WORDEN GEZIEN IN DE UPANISHADEN, DE YOGA SOETRA’S EN DE BOEKEN VAN ALICE A. BAILEY

Iván Kovács

“Bewustzijn zou kunnen worden gedefinieerd als het vermogen tot vrees, en betreft in de eerste plaats de relatie van het Zelf tot het niet-zelf, van de Kenner tot het Bekende, en van de Denker tot dat waarover wordt gedacht.”  [1]Alice A. Bailey, A Treatise on Cosmic Fire (1962; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1977), 243.

Alice A. Bailey: A Treatise on Cosmic Fire

Het zijn op zich kan alleen worden begrepen door degenen die monadisch ’tot leven zijn gekomen’, die in de drie werelden van de Spirituele Triade met een nog grotere positiviteit functioneren dan de zeer geavanceerde persoonlijkheidsfuncties in de drie werelden van de menselijke evolutie. . . ” [2]Alice A. Bailey, The Rays and the Initiations (1960; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1976), 263.

Alice A. Bailey: The Rays and the Initiations

Samenvatting

Het doel van dit artikel is om de lezer vertrouwd te maken met die soorten bewustzijn die als hoger dan zelfbewustzijn worden beschouwd en die in algemene zin als onderdeel van spiritueel bewustzijn worden gezien. In de traditie van de leringen van Alice A. Bailey en de Tibetaanse meester Djwhal Khul, worden deze hogere soorten bewustzijn duidelijk van elkaar onderscheiden wat betreft hun niveau van invloed, alsook hun aard en kwaliteit. In dit artikel wordt kennis over hun bestaan ​​eerst gezocht in de Upanishaden en vervolgens in de Yoga Soetra’s van Patanjali, met speciale verwijzingen naar occulte meditatie, die wordt beschouwd als de zekerste manier om tot hogere bewustzijnsniveaus te komen. Ten slotte wordt een poging gedaan om de aard van het hogere bewustzijn van de Spirituele Triade te verduidelijken door middel van het bespreken van en verwijzen naar bepaalde passages uit de werken van Alice A. Bailey.

Inleiding

De gemiddelde persoon kan soms nadenken over die gewichtige kwestie met betrekking tot de zin van het leven, en waarschijnlijk proberen deze te beantwoorden in termen van zijn of haar individuele religieuze overtuiging, of, als hij of zij een agnost of atheïst is, in termen van helemaal geen belang voor de vraag. De esoterische student zal het leven echter onvermijdelijk beschouwen in termen van het evolutieproces en de ontwikkeling van bewustzijn. In deze context bezien, heeft het leven zoals het zich manifesteert door het evolutieproces als doel het bereiken van volledig bewustzijn, [3]Alice A. Bailey, Esoteric Psychology, Volume I (1962; herdruk; New York: Lucis publishing Company, 1979), 131. en omvat het alle stadia van bewustzijn, en uiteindelijk ook dat hoge niveau van bewustzijn dat bekend staat als puur Zijn, “waarin de monade of geest eeuwig rust”. [4]Alice A. Bailey, A Treatise on White Magic (1951; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1980), 212.

In grote lijnen is het unieke menselijke kenmerk dat ons onderscheidt van de ondermenselijke rijken, ons zelfbewustzijn, of dat vermogen dat ons in staat stelt onszelf te zien als individuele bewustzijnseenheden. Wellicht moet echter een uitzondering worden gemaakt ten aanzien van de hogere primaten, met name chimpansees en orang-oetans, die in staat zijn om door middel van spiegelherkenning een zelfbeeld te vormen en er dus doelgericht op te reageren. [5]http: //link.springer.com/article/10.1007%2FBF02437424? LI = true Spiegelherkenning is gebaseerd op de spiegeltest, een experiment ontwikkeld door psycholoog Gordon Gallup Jr. om te bepalen of een dier het vermogen heeft om zichzelf in een spiegel te herkennen. Het is de primaire indicator van zelfbewustzijn bij niet-menselijke dieren. [6]http://en.wikipedia.org/wiki/Mirror_test Mensen daarentegen zijn niet alleen in staat om hun zelf-zijn op een duidelijk persoonlijke en individuele manier te ervaren, maar ook om over zichzelf na te denken en zichzelf diepergaand te laten onderzoeken. In uitzonderlijke gevallen kan dit zo scherp worden nagestreefd, dat het aanleiding geeft tot leergebieden die als filosofisch of metafysisch worden geïdentificeerd.

Het is mogelijk om het onderwerp van het menselijke bewustzijn, of de menselijke psyche, vanuit verschillende invalshoeken en denkrichtingen te benaderen, en degenen die we ons in onze huidige tijd gemakkelijk kunnen voorstellen, zijn die welke te vinden zijn in de verschillende scholen van de westerse psychologie. Toch, als je bedenkt dat de moderne psychologie niet verder teruggaat dan William James en Sigmund Freud, waarbij James’ The Principles of Psychology [7]William James, The Principles of Psychology (1952; herdruk; Chicago: Encyclopaedia Britannica, Inc., 1980), vi. voor het eerst in 1890 in druk verscheen, en Freuds The Origin and Development of Psycho-Analysis [8]Sigmund Freud, The Major Works of Sigmund Freud (1952; herdruk; Chicago: Encyclopaedia Britannica, Inc., 1980), v. in 1910 voor het eerst het daglicht zag, moet worden erkend dat men te maken heeft met een tak van de wetenschap die nog grotendeels experimenteel is en nog maar net de kinderschoenen is ontgroeid.

Degenen die bekend zijn met de werken van Freud zullen het erover eens zijn dat er in zijn geschriften geen erkenning is van de wil of de ziel zoals begrepen door esoterici, en alle motiverende inspanningen in een mens worden toegeschreven aan fundamentele drijfveren en driften van fysieke aard, met bijzondere nadruk op het seksuele. C. G. Jung, Freuds belangrijkste medewerker, corrigeerde dit begrip en creëerde concepten als het archetype, het collectieve onbewuste, het complex en synchroniciteit. Zijn interesses omvatten oosterse en westerse filosofie, alchemie, astrologie, sociologie en literatuur en kunst. [9]http://en.wikipedia.org/wiki/Carl_Jung (geraadpleegd 24 januari 2013). Met zo’n ruimdenkende houding liet hij op zijn minst de mogelijkheid toe dat invloedssferen verder reikten dan het concrete en materiële, maar het is pas met de komst van de transpersoonlijke psychologie dat de subjectieve aspecten van het leven en het zijn, en de ware aard en essentie van de menselijke psyche, werden onderzocht en daarmee werden erkend.

In tegenstelling tot het bovenstaande kan gezegd worden dat de esoterische traditie en haar formuleringen van het Zelf of de menselijke psyche teruggaan tot in de oudheid. De termen atma, boeddhi en manas, zoals gebruikt in de theosofische literatuur en de boeken van Alice A. Bailey, zijn van oorsprong uit het Sanskriet en maken deel uit van de terminologie waarmee de Ouden probeerden de hogere staten van het menselijke bewustzijn te begrijpen. Achtereenvolgens kan atma in verband worden gebracht met geest, boeddhi met intuïtie en manas met het intellectuele vermogen of de geest.

Er zijn verschillende takken van esoterische studie die elk hun eigen methode en terminologie gebruiken bij het omgaan met verschillende bewustzijnsniveaus en de constitutie van een mens. Om misverstanden of verwarring te voorkomen, moet erop worden gewezen dat in dit artikel bewustzijn zal worden besproken in de context waarin het werd gepresenteerd door de Tibetaanse meester Djwhal Khul en zijn amanuensis, Alice A. Bailey.

Om de verschillende graden van bewustzijn te begrijpen, is het eerst nodig om naar de constitutie van mensen te kijken, en een duidelijk onderscheid te maken tussen hun verschillende voertuigen waardoor ze in staat zijn om met de realiteit van het leven om te gaan. Het constitutionele model dat zal worden besproken, wordt gebruikt door theosofen en esoterici die de leringen van Alice A. Bailey en de Tibetaan volgen.

De Samenstelling van de mens

De volgende bespreking van de samenstelling van de mens is bedoeld om de lezer een raamwerk te bieden waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende voertuigen waarmee de werkelijkheid kan worden waargenomen. Als dit onderscheid eenmaal is begrepen, zal het gemakkelijker zijn om de betekenis te vatten van de verschillende soorten bewustzijn waarmee de spirituele zoeker kennis moet maken als hij of zij eenmaal vastbesloten is het spirituele pad te betreden.

Het eerste dat moet worden onthouden met betrekking tot de menselijke constitutie is dat elk van zijn voertuigen of lichamen overeenkomt met een parallel niveau of vlak dat wordt gebruikt bij het maken van de wereld waarin we functioneren. Zo hebben we, van het laagste naar het hoogste, of van het meest concrete tot het meest subtiele, de volgende gradaties:

  • Fysiek voertuig – Fysiek gebied
  • Etherisch voertuig – Etherisch gebied
  • Astrale (emotionele) voertuig – Astraal gebied
  • Lager mentaal voertuig (Concrete geest) – Lager mentaal gebied
  • Causaal (of ziel) voertuig (Son of Mind) – Causaal gebied
  • Hoger mentaal voertuig (abstracte geest) – Hoger mentaal gebied
  • Boeddhisch (intuïtief) voertuig – Boeddhisch gebied
  • Atmisch (spiritueel) voertuig – Atmisch gebied
  • Monadisch voertuig – Monadisch gebied

Voor een leek lijkt het bovenstaande misschien vreemd en verbijsterend, maar als deze voertuigen eenmaal zijn ingedeeld in hun respectievelijke groepen, zoals de drievoudige persoonlijkheid, de drie aspecten van de geest en de Spirituele Triade, kunnen hun interactie en relatie met elkaar beter worden begrepen en gewaardeerd.

De eerste groep die in aanmerking moet worden genomen, is de drievoudige persoonlijkheid, die bestaat uit de fysiek-etherische, astrale en lagere mentale voertuigen, en is dat vitale deel van de menselijke constitutie door middel waarvan we interactie hebben met onze omgeving en medemensen. Voor de meerderheid van de mensheid is de volgende grote stap op de evolutionaire ladder een geïntegreerde persoonlijkheid, door middel waarvan de fysieke, astrale en lagere mentale voertuigen volledig geïntegreerd zijn, en dus als een eenheid kunnen werken. Momenteel is het grootste deel van de mensheid nog steeds astraal gecentreerd en moet het worden opgetild door middel van een goede opleiding, zodat het lagere mentale gebied voor hen toegankelijk kan worden. Dit zal er veel toe bijdragen de begoochelingen waarin de massa wordt opgenomen te verdrijven en het pad naar de hogere realiteiten te openen.

De ziel, of het causale lichaam, krijgt veel aandacht op alle esoterische scholen die discipelschapstraining aanbieden, omdat alle ware discipelen op het niveau van de ziel verenigd zijn. De ziel bezet het midden tussen de concrete geest en de spirituele of hogere geest, en is dus een middelaar tussen de lagere wereld van concrete manifestatie en de wereld van de geest.

In christelijke termen is het de innerlijke Christus, of wat Paulus noemt “de Christus in u, uw hoop op goddelijke luister” (Kolossenzen, 1:27), en het voornaamste doel van alle ware spirituele zoekers voorafgaand aan hun inwijdingen die de verschillende soorten bewustzijn van de Spirituele Triade mogelijk maken. Zielenbewustzijn is alleen mogelijk als de persoonlijkheid de ziel als het ware innerlijke zelf erkent en zich daardoor laat inspireren en begeleiden.

De Spirituele Triade is de laatste groep die in behandeling is, en staat in dezelfde relatie tot de monade als de persoonlijkheid tot de ziel. Het is de triade die wordt gevormd door atma, boeddhi en manas, die respectievelijk staan ​​voor de spirituele wil, de intuïtie en de spirituele of hogere geest. Op microkosmisch of menselijk niveau is het een replica van de Heilige Drie-eenheid, waarbij de spirituele wil staat voor het Vader-aspect; boeddhi of intuïtie die staat voor het Zoon-aspect; en de hogere geest staat voor het aspect van de Heilige Geest. (In het hindoeïsme zouden deze aspecten zich vertalen in de drie-eenheid van Shiva, Vishnu en Brahma.) Door het licht van de ziel te gebruiken is de discipel in staat een lichtbrug te creëren tussen de persoonlijkheid en de Spirituele Triade, en daardoor toegang te krijgen tot de spirituele wil, intuïtief begrip en de hogere geest. [10]Alice A. Bailey, Discipleship in the New Age, Volume I (1972; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1976), p.71.

Het laatste en hoogste aspect van de menselijke constitutie is de monade. Haar bewustzijnsstaat is heel anders dan het zielenbewustzijn, dat fundamenteel magnetisch is en dus groepsbewust. Het unieke kenmerk van de monade is dat ze dynamisch is, en in haar volledig actieve staat, zich bewust is van haar eigen wezen en kracht, zonder de noodzaak om zichzelf te definiëren in termen van relatie. Haar aard is pure Geest, [11]Alice A. Bailey, Initiation, Human and Solar (1951; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1977), xv. en het enige dat men kan aannemen is dat het de onvervalste Wil van God met dynamische intensiteit uitstraalt.

De Upanishaden, of de zoektocht naar de ware aard van de werkelijkheid

Bij het schrijven over de Upanishaden, die de theoretische basis vormen voor de hindoereligie, zegt Radhakrishnan in zijn Indian Philosophy het volgende: “Het innerlijke onsterfelijke zelf en de grote kosmische kracht zijn één en hetzelfde. Brahman is de Atman en Atman is de Brahman. De enige allerhoogste kracht waardoor alle dingen tot stand zijn gebracht, is één met het diepste zelf in het hart van elk mens.” [12]Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume I (1923; herdruk; London: George Allen & Unwin Ltd, 1971), 146. Dit citaat bevestigt duidelijk dat de samenstellers van de Upanishaden de diepste essentie van de mens als goddelijk erkenden.

In tegenstelling tot de Veda’s, die het vroegste document zijn van de menselijke geest waarover we beschikken, [13]Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume I, 63. en die in poëtische en symbolische vorm zijn geschreven, zijn de Upanishaden filosofisch en zetten ze het hindoeïstische denken in meer directe taal uiteen, hoewel ze een deel van de poëtische toon behouden. [14]http://answers.yahoo.com/question/index?qid=20081005185226AAmkRQ7 (geraadpleegd op 23 oktober 2012).

In zijn bespreking van de Upanishaden wijst Radhakrishnan op een ander belangrijk onderscheid tussen deze oude teksten. Hij schrijft dat de transcendente opvatting van God in de Rig Veda wordt omgezet naar een immanente opvatting in de Upanishaden, en dat Brahman en Atman, de kosmische en de psychische principes, als identiek worden beschouwd.[15]Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume I, 169.

Juan Mascaró, vertaler van de Penguin Classics-versie van de Upanishaden, bevestigt Rhadakrishnans mening, plaatst deze in een christelijke context en zegt het volgende: “De geest van de Upanishaden kan worden vergeleken met die van het Nieuwe Testament, samengevat in de woorden ‘Ik en mijn Vader zijn één’ en ‘Het koninkrijk van God is in u’, waarvan het zaad wordt gevonden in de woorden van de Psalmen ‘Ik heb gezegd: jullie zijn goden; en jullie zijn allemaal de kinderen van de Allerhoogste’”. [16]The Upanishads (1965; London: Penguin Books Ltd), 7.

Pas wanneer de mens zijn innerlijke goddelijkheid beseft, wordt hij een integraal onderdeel van de schepping, en daardoor ontdekt hij zijn potentiële krachten die hem tot een belangrijke schakel in de hiërarchische zijnsketen maken. Als deze waarheid tot hem doordringt, wordt zijn aspiratie aangewakkerd en vindt zijn verlangen naar waarheid manieren en middelen om de dorst in zijn ziel te lessen.

Leid mij van het onwerkelijke naar het werkelijke!

Leid mij van duisternis naar licht!

Leid mij van de dood naar onsterfelijkheid! [17]The Upanishads Part II (1962; New York: Dover Publications, Inc.), 83-84.

Zo luidt dat opbeurende en suggestieve gebed in de Brihadaranyaka Upanishad (1. 3. 27.), dat niet alleen wordt gekenmerkt door zijn poëtische schoonheid, maar ook door zijn hoge idealisme en diepe spiritualiteit. Het drukt het oprechte verlangen uit van de spirituele zoeker die voor niets zal stoppen in zijn verlangen om de hoogste waarheid te ervaren. In Alice A. Bailey’s Glamour: A World Problem wordt dit het onderwerp van nadere analyse. Bailey legt uit dat het verwijst naar de drie aspecten van begoocheling, namelijk mayabegoocheling en illusie. Deze drie aspecten worden beschouwd als de belangrijkste obstakels die de mensheid ervan weerhouden te beseffen dat de wereld van verschijnselen van de drie lagere gebieden, namelijk de fysieke, astrale en concreet mentale, slechts van voorbijgaande aard zijn, en dat ware vreugde en vervulling alleen in het rijk van de ziel te vinden is. In haar boek, Glamour: A World Problem, zegt Bailey het volgende:

‘Leid ons van duisternis naar licht’ verwijst naar de geest die uiteindelijk verlicht wordt door het licht van de intuïtie; deze verlichting wordt tot stand gebracht door middel van de Techniek van de Aanwezigheid vanwaar het licht schijnt. Dit is de bemiddelende factor die de transfiguratie van de persoonlijkheid voortbrengt, en een centrum van stralend licht op het mentale gebied. Deze bewering is waar, of men het nu heeft over een individu of over dat brandpunt van licht dat wordt gevormd door de mentale eenheid en het heldere denken van de gevorderde mensheid. Deze zullen er, door de kracht van hun verenigde geest, in slagen de wereld te bevrijden van enkele aspecten van de Grote Illusie.

‘Leid ons van het onwerkelijke naar het werkelijke’ heeft een specifieke relatie tot het astrale gebied en zijn allesomvattende begoochelingen. Deze begoochelingen belichamen het onwerkelijke en presenteren ze aan de gevangenen van het astrale gebied, waardoor ze hen aanzien voor de werkelijkheid. De opsluiting door begoocheling kan worden beëindigd door de activiteit van de Techniek van Licht, die wordt gebruikt door degenen die – in groepsvorming – werken voor het verdrijven van begoocheling en voor het in het bewustzijn van mensen naar boven komen van een helder beeld en erkenning van de aard van de Werkelijkheid. [18]Alice A. Bailey, Glamour: A World Problem (1950; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1978), 198.

In de Katha Upanishad worden de tegenstrijdige waarden van de lagere en hogere werelden duidelijk gedemonstreerd in een langdurige dialoog tussen de spirituele aspirant, Nachiketas, en Yama, de god van de dood. Nachiketas, die door zijn vader als een offer aan Yama is gebracht, had drie nachten zonder voedsel in Yama gewacht. [19]The Upanishads (1965; Londen: Penguin Books Ltd), 55. Ten slotte had Yama medelijden met hem en schonk hij hem drie gunsten. [20]Ibid., 55. De eerste gunst waar Nachiketas om vroeg, is dat hij herenigd zou worden met zijn vader, een zegen die gemakkelijk door Yama werd verleend. [21]Ibid., 55-56. De tweede gunst waar Nachiketas om vroeg, had betrekking op het heilige vuur dat naar de hemel leidt, en de Dood legde hem uit hoe dit vuuroffer moest worden uitgevoerd. [22]Ibid., 56. Met betrekking tot de derde gunst sprak Nachiketas Yama als volgt toe:

“Wanneer een mens sterft, ontstaat deze twijfel: sommigen zeggen ‘hij is’ en anderen zeggen ‘hij is niet’. Zeg mij wat waar is.” [23]Ibid., 56.

De dood antwoordde:

“Zelfs de goden hadden deze twijfel in tijden van weleer; want mysterieus is de wet van leven en dood. Vraag om nog een gunst. Bevrijd mij hiervan.” [24]Ibid., 57.

Nachiketas bleef echter standvastig en antwoordde:

“Deze twijfel rees inderdaad zelfs bij de goden, en u, o dood, zegt dat het moeilijk te begrijpen is; maar geen grotere leraar dan u kunt het uitleggen, en er is geen andere gunst zo groot als deze.” [25]Ibid., 57.

Met het bovenstaande antwoord geeft Nachiketas duidelijk aan dat zijn besluit om het mysterie op te helderen serieus is. Yama, de koning van de dood, is echter niet zo gemakkelijk te overtuigen en antwoordt als volgt:

‘Neem paarden en goud en vee en olifanten mee; kies zonen en kleinzonen die honderd jaar zullen leven. Beschik over uitgestrekte stukken land en leef zo ​​veel jaren als u wilt.

Of kies een ander geschenk waarvan u denkt dat het hieraan gelijk is, en geniet ervan met rijkdom en een lang leven. Wees een heerser over deze uitgestrekte aarde. Ik zal al uw wensen vervullen. [26]Ibid., 57.

Gezien dit antwoord van Yama, wordt men herinnerd aan de parallel die kan worden getrokken tussen deze en de verzoeking van Jezus in de woestijn door de duivel. (Het Evangelie volgens Matteüs, 4: 111). Het is het succesvol weerstaan ​​van verleiding die de beloning van een hogere realisatie of de initiatie op een hoger bewustzijnsniveau mogelijk maakt, en in de Katha Upanishad slaagt Nachiketas met succes voor de test door Yama te antwoorden:

“Al deze genoegens gaan voorbij, o einde van alles! Ze verzwakken de kracht van het leven. En inderdaad, hoe kort is alle leven! Houd uw paarden en dans en zang.

De mens kan niet tevreden zijn met rijkdom. Zullen we van rijkdom genieten terwijl u in zicht bent? Zullen we leven terwijl u aan de macht bent? Ik kan alleen maar vragen om de gunst die ik heb gevraagd.

Als een sterveling hier op aarde zijn eigen onsterfelijkheid heeft gevoeld, zou hij dan een lang leven vol genoegens kunnen wensen, de lust van bedrieglijke schoonheid?

Los dan de twijfel op over het grote daarbuiten. Schenk mij het geschenk dat het mysterie onthult.” [27]27 Ibid., 57. Dit is het enige geschenk dat Nachiketas kan vragen.

Yama is er nu van overtuigd dat het Nachiketas volop ernst is en dat hij niet van zijn doel kan worden afgeleid, daarom besluit hij Nachiketas te instrueren en onthult hij de mysteries:

“U hebt nagedacht, Nachiketas, over genoegens en u hebt ze afgewezen. U hebt die keten van bezittingen niet geaccepteerd waarmee mensen zich binden en waaronder ze bezwijken.

Er is het pad van wijsheid en het pad van onwetendheid. Ze liggen ver uit elkaar en leiden tot verschillende doelen. U bent, Nachiketas, een volgeling van het pad van wijsheid: veel genoegens verleiden u niet.

Wanneer de wijze zijn geest in contemplatie laat rusten op onze God voorbij de tijd, die onzichtbaar in het mysterie van de dingen en in het hart van de mens woont, dan stijgt hij boven genoegens en verdriet uit. [28]Ibid., 58, 59.

Het is belangrijk op te merken dat in de bovenstaande passage contemplatie wordt geïdentificeerd als het middel tot spiritueel bewustzijn, dat dan zal onthullen dat God ‘woont in het mysterie van de dingen en in het hart van de mens’, en als het spirituele bewustzijn eenmaal is bereikt, de toegewijde erin slaagt om boven genoegens en verdriet uit te stijgen en, zoals het volgende vers aangeeft, deel te nemen aan de ware zegen van de ziel, die vreugde is. Yama verzekert Nachiketas ook dat zijn oprechte spirituele houding hem een ​​geschikte verblijfplaats heeft gemaakt voor Atman, of de geest.

Nachiketas, die nu de status van een geaccepteerde discipel heeft verworven, heeft nu recht op de steeds diepere woorden van wijsheid die Yama hem systematisch openbaart:

Atman, de geest van visie, werd nooit geboren en sterft nooit. Vóór hem was er niets, en hij is EEN voor altijd. Nooit geboren en eeuwig, voorbij vervlogen of toekomstige tijden, hij sterft niet wanneer het lichaam sterft.

Als de moordenaar denkt dat hij doodt, en als de gedode denkt dat hij sterft, kent geen van beiden de weg van de waarheid, dan kan het Eeuwige in de mens niet doden; het Eeuwige in de mens kan niet sterven. [29]Ibid., 59.

Uit het bovenstaande kan men concluderen dat de auteur van deze Upanishad duidelijk de essentie van het leven identificeert met Atman, of de Geest, die hij als onsterfelijk beschouwt en die hij als verborgen beschouwt in het hart van alle wezens. In de Esoterische Psychologie II van Alice Bailey krijgen de twee energieën van de ziel, namelijk geest en liefde, of het bewustzijnsbeginsel en het levensbeginsel, elk hun specifieke plaats, bewustzijn in het menselijke brein en het levensbeginsel in het menselijke hart. [30]Alice A. Bailey, Esoteric Psychology II (1970; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1975), 68. Het is opmerkelijk dat verschillende culturen naast de Indiase, zoals de Chinese, Egyptische en veel klassieke Griekse filosofen, zoals Aristoteles, het hart beschouwen als de zetel van de ziel. [31]http://en.wikipedia.org/wiki/Human_heart (geraadpleegd op 22 maart 2013). Is het een wonder dat de meeste van onze diepgaande ervaringen vooral in ons hart gevoeld worden voordat ze bewust worden gemaakt en later worden geanalyseerd in onze hersenen?

Yama’s uiteenzetting over hoger bewustzijn wordt nog specifieker als hij zegt:

Voorbij de zintuigen zijn hun objecten, en voorbij de objecten is de geest. Voorbij de geest is pure rede, en voorbij de rede is de Geest in de mens. [32]The Upanishads (1965; London: Penguin BooksLtd), 61.

Een aandachtige lezing van het bovenstaande onthult een duidelijk onderscheid tussen de geest, de zuivere rede en de Geest in de mens. De geoefende occultist zal ze gemakkelijk herkennen als de eenheid van de Spirituele Triade, waarbij de geest wordt opgevat in zijn hogere of abstracte zin, zuivere rede wordt gelijkgesteld aan het intuïtieve of boeddhische vermogen, en de geest wordt gelijkgesteld aan het atma, ook bekend als de kracht of het wilsaspect van een mens. Wat Purusha betreft, de bovenstaande passage definieert het als de Allerhoogste Geest. In Radhakrishnans Indiase filosofie, deel I, wordt Purusha geïdentificeerd met het Absolute [33]Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume I, 105. en het ultieme principe, [34]Ibid., 121. en dus identiek aan wat de bovenstaande Upanishad de Spirit Supreme noemt.

Yama’s slotwoorden voor Nachiketas zijn als volgt:

Word wakker, sta op! Streef naar het hoogste en wees in het Licht! Wijzen zeggen dat het pad smal en moeilijk te betreden is, zo smal als de rand van een scheermes.

Het Atman is voorbij klank en vorm, zonder aanraking, smaak en parfum. Het is eeuwig, onveranderlijk en zonder begin of einde: inderdaad boven redenering. Wanneer het bewustzijn van het Atman zich manifesteert, raakt de mens vrij van de kaken van de dood. [35]The Upanishads (1965; London: Penguin Books Ltd) 61.

Yama’s laatste woorden verhullen niet het feit dat het pad moeilijk te betreden is, inderdaad smal als de rand van een scheermes, een vergelijking die sterk lijkt op het Edele Middenpad van het Boeddhisme, waarop de discipel wandelt door een wijs evenwicht tussen de paren van tegenstellingen, en zo extreem gedrag en fanatisme vermijdt. Yama wijst er ook op dat de Geest de zintuigen te boven gaat en zelfs niet te beredeneren is, en dat het bewustzijn ervan zo kostbaar is dat het zelfs de dood overstijgt.

Samenvattend, een voorbeeld uit de Chandogya Upanishad vat samen wat de spirituele zoeker kan verwachten als zijn of haar innerlijke oog eenmaal is geopend. Tijd en ruimte worden niet meer ervaren als belemmeringen voor eenheid met het goddelijke en de discipel kan met overtuiging en duidelijkheid zeggen wat deze Upanishad als volgt uitdrukt:

Er is een brug tussen tijd en eeuwigheid, en deze brug is Atman, de Geest van de mens. Noch dag noch nacht steken die brug over, noch ouderdom, noch dood, noch verdriet.

Kwaad of zonde kunnen die brug niet oversteken, omdat de wereld van de Geest zuiver is. Dit is de reden dat wanneer deze brug is overgestoken, de ogen van de blinden kunnen zien, de wonden van de gewonden worden genezen en de zieke man genezen wordt van zijn ziekte.

Voor iemand die over die brug gaat, wordt de nacht als een dag, omdat er in de werelden van de Geest een licht is dat eeuwig is. [36]Ibid., 121.

De Yoga Soetra’s: van zelfbewustzijn naar zielenbewustzijn

In de inleiding van haar boek, The Light of the Soul, geeft Alice A. Bailey het volgende commentaar op Patanjali’s Yoga Soetra’s:

De Yoga Soetra’s zijn de basisleer van de Transhimalaya school waartoe veel van de Meesters van de Wijsheid behoren, en veel studenten zijn van mening dat de Essenen en andere scholen van mystiek onderwijs en denken nauw verbonden zijn met de grondlegger van het christendom en de vroege Christenen, zijn gebaseerd op hetzelfde systeem en dat hun leraren werden opgeleid in de grote Transhimalaya School. [37]Alice A. Bailey, The Light of the Soul, (1955; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1978), xv.

Bailey wijst er ook op dat deze ‘Koninklijke Wetenschap van de Ziel’ zijn grootste demonstratie zal vinden in het Westen, omdat het vijfde wortelras in zijn vijfde onderras, dat wil zeggen het Angelsaksische, onvermijdelijk zijn hoogste punt moet bereiken. [38]38 Ibid., ix. De gelegenheid om het hoogste punt te bereiken zal zijn climax bereiken tussen de jaren 1965 en 2025 (geschreven in 1927), [39]39 Ibid., xii. die de tegenwoordige discipel maar iets meer dan een decennium laat om de gelegenheid te baat te nemen om deel uit te maken van die groep die het beoogde doel zal bereiken. Dit moet worden gezien als een dringende oproep aan spirituele zoekers in het westen om hun inspanningen te verdubbelen en van de gelegenheid gebruik te maken om te studeren, te mediteren en te dienen, omdat deze gelegenheid nu beschikbaar is.

In antwoord op de vraag “Wat zijn de Yoga Sutra’s?” geeft Swami Jnaneshvara Bharati van de Abhyasa Ashram als volgt antwoord:

De Yoga Soetra’s van Patanjali schetsen bondig de kunst en wetenschap van traditionele yogameditatie voor zelfrealisatie. Het is een proces van het systematisch ontmoeten, onderzoeken en transcenderen van elk van de verschillende grove en subtiele niveaus van valse identiteit in het gebied van het denkvermogen, totdat het juweel van het ware Zelf erdoorheen komt. [40]40 http://www.swamij.com/yoga-sutras.htm (geraadpleegd op 2 november 2012).

Radhakrishnan zegt in zijn Indian Philosophy in wezen hetzelfde: “Patanjali’s yoga is een systeem van paranormale discipline waarmee we het intellect kunnen zuiveren, de geest van zijn illusies kunnen bevrijden en een directe perceptie van de werkelijkheid krijgen”, [41]Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume I, 532. Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume I, 532. en verderop schrijft hij wat specifieker:

De Yoga Soetra van Patanjali is het oudste leerboek van de yogaschool. Het bestaat uit vier delen, waarvan het eerste de aard en het doel van samadhi of meditatieve absorptie (samadhipada) behandelt, het tweede legt de middelen uit om dit doel te bereiken (sadhanapada), het derde geeft een overzicht van de bovennatuurlijke krachten die kunnen worden bereikt door de yogapraktijken (vibhutipada), en de vierde zet de aard van bevrijding uiteen (kaivalyapada). [42]Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume II, 341.

Volgens Bailey zijn de Yoga Soetra’s zo veelomvattend en van zo’n hoge orde dat niet alleen discipelen en ingewijden, maar zelfs de meesters er gebruik van maken en voordeel halen uit hun leringen. [43]Alice A. Bailey, The Light of the Soul, 379. [44]Alice A.Bailey, A Treatise on White Magic, (1951; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1980), p.184. Het belang ervan als spirituele verhandeling kan niet worden onderschat, en dit wordt versterkt door het feit dat er minstens 48 verschillende vertalingen van zijn in het Engels, en dat het vertaald is in maar liefst 33 verschillende talen. [45]http://www.swamij.com/yoga-sutras.htm (geraadpleegd op 5 november 2012). Voor die studenten die de esoterische leringen benaderen in de context van de geschriften van Bailey en de Tibetaan, is de geprefereerde versie van de Yoga Soetra’s Bailey’s The Light of the Soul, dat een parafrase is van de Yoga Soetra’s door de Tibetaanse meester Djwhal Khul, met commentaar van Bailey.

In een artikel als dit is alles wat men kan doen, enkele sleutelelementen van het besproken onderwerp aan te halen en hun betekenis en relevantie aan te geven, en er vervolgens op te vertrouwen dat de interesses van de lezers voldoende gewekt zijn, zodat ze dit zullen vervolgen met hun eigen onderzoeken. In deze zin moet allereerst worden opgemerkt dat het belangrijkste onderscheid tussen Raja Yoga zoals uiteengezet in de Yoga Soetra’s en de yogatradities die eraan voorafgingen, is dat Raja Yoga in de eerste plaats de yoga van de geest is. Wanneer de geest op de juiste manier gedisciplineerd en onderworpen is, kan hij in een instrument worden veranderd waardoor hogere bewustzijnstoestanden mogelijk worden, en zo de beoefenaar dichter bij het ideaal brengen om zijn of haar spirituele bestemming te realiseren.

In de weergave van Bailey heeft het eerste boek van de Yoga Soetra’s, met als ondertitel The Problem of Union, als onderwerp de veelzijdige psychische aard en begint met het definiëren van de hogere en lagere naturen, en beschouwt de obstakels die daaruit voortkomen en de noodzaak om ze op te ruimen. Boek I sluit af met een samenvatting van het Raja Yoga systeem. [46]Alice A. Bailey, The Light of the Soul, 1. Een nadere beschouwing van Boek I onthult in een notendop wat de Yoga Soetra’s van plan zijn te doen als geheel, namelijk het bereiken van vereniging tussen het lagere en hogere zelf, terwijl de overige drie boeken zich erop concentreren hoe dit in de praktijk kan worden bereikt.

Het tweede boek van de Yoga Soetra’s heeft de ondertitel The Steps to Union en is praktischer en gedetailleerder dan het eerste boek. Het onderwerp ervan is het middel om het te bereiken, dat moet worden bereikt door de erkenning van de vijf belemmeringen voor vereniging en hun verwijdering. [47]Ibid., 113. Deze belemmeringen worden geïdentificeerd als avidya(onwetendheid), het gevoel van persoonlijkheidverlangenhaat en het gevoel van gehechtheid. [48]Ibid., 127.

Op dit punt is het gepast om enigszins af te wijken van de samenvatting van de Yoga Soetra’s en in meer detail te onderzoeken hoe de vijf hindernissen voor vereniging worden waargenomen en wat de voorgestelde methoden zijn, zodat ze met succes kunnen worden overwonnen.

De eerste van de vijf hindernissen, avidya of onwetendheid, wordt beschouwd als de oorzaak van alle andere hindernissen, omdat het “de toestand is van het verwarren van het permanente, zuivere, gelukzalige en het Zelf met dat wat vergankelijk, onzuiver, pijnlijk en niet-zelf is”. [49]Ibid., 115. Bailey geeft commentaar op deze specifieke soetra door erop te wijzen dat deze toestand van onwetendheid kenmerkend is voor al diegenen die tot nu toe geen onderscheid maken tussen het werkelijke en het onwerkelijke, tussen dood en onsterfelijkheid, en tussen licht en duisternis. In dit opzicht beheerst onwetendheid het leven in de drie werelden, omdat de overeenkomst tussen avidya op het fysieke gebied, zoals die door de mens in incarnatie wordt ervaren, op alle gebieden te vinden is. Bailey stelt dat avidya in de beginfase onvermijdelijk is, omdat “de spirituele eenheid blind en zinloos wordt geboren”. [50]Ibid., 132. In dit stadium wijst Bailey op drie factoren waarmee rekening moet worden gehouden in verband met de spirituele eenheid. Ten eerste moeten de zintuigen worden ontwikkeld; ten tweede moeten hun herkenning en gebruik volgen; en ten derde een periode ondergaan waarin de spirituele mens de zintuigen gebruikt om zijn verlangen te vervullen, en zich daarbij identificeert met zijn apparaat van manifestatie. [51]Ibid., 132.

Uit het bovenstaande wordt duidelijk waarom de tweede hindernis wordt beschouwd als het persoonlijkheidsgevoel, omdat de persoonlijkheid het voertuig is waarmee we toegang krijgen tot de fysieke wereld; en waarom de derde hindernis het verlangen is, omdat de fysieke wereld bestaat uit die objecten van genot die verlangen opwekken. De vierde belemmering, haat, gaat hand in hand met de derde, omdat deze het complementair tegenovergestelde is van de derde belemmering, namelijk afkeer van bepaalde objecten van de zintuigen. [52]Ibid., 136. De vijfde belemmering, gehechtheid, vat alle andere samen en wordt als volgt gedefinieerd in Soetra 9: “Intens verlangen naar bewust bestaan ​​is gehechtheid. Dit is inherent aan elke vorm, houdt zichzelf in stand en is zelfs aan de wijze bekend.” [53]Ibid., 137.

De vijf hindernissen en de noodzaak om ze te verwijderen zijn een zeer treffende beschrijving van de maar al te bekende wereld waarin we leven en worstelen, en een onbevooroordeelde, maar realistische kijk op de algemene menselijke conditie die eruit voortvloeit. De redenering erachter is intrinsiek deugdelijk en heel anders dan de christelijke leer van verzoening. De verzoening is een leerstelling in het licht waarvan menselijke wezens van nature als zondig worden beschouwd en van hun verkeerde wegen gered moeten worden. In tegenstelling tot een dergelijke opvatting, wijst Radhakrishnan op het volgende in zijn Indian Philosophy:

Er is een hartelijke harmonie tussen God en de mens in het Indiase denken, terwijl de tegenstelling tussen de twee duidelijker is in het Westen. De mythologieën van de volkeren geven dit ook aan. De mythe van Prometheus, de representatieve man, die de mensheid probeert te helpen door hen te verdedigen tegen Zeus die het menselijk ras wil vernietigen en vervangen door een nieuwe en betere soort, het verhaal van het werk van Hercules die de wereld probeert te verlossen, de conceptie van Christus als de Mensenzoon, geven aan dat de mens het middelpunt van de aandacht is in het Westen. Ons punt is hier dat de belangrijkste tendens van de westerse cultuur een tegenstelling is tussen de mens en God, waar de mens de macht van God weerstaat, vuur van hem steelt in het belang van de mensheid. In India is de mens een product van God. De hele wereld is te danken aan het offer van God. [54]Radhakrishnan, Indian Philosophy, deel I, 41.

Volgens de Yoga Soetra’s is de echte reden voor ons menselijk falen dat we onvermijdelijk onderworpen zijn aan maya, begoocheling en illusie, die inherent zijn aan de essentie van de drie laagste niveaus van het kosmisch fysieke gebied. Door onze erkenning van een hogere bestemming en het vermogen om ons te identificeren met onze ziel, zijn we in staat maya, begoocheling en illusie te overstijgen en daardoor bevrijding te bereiken.

Misschien is het beste antwoord en de alternatieve mening die men kan geven met betrekking tot het westerse standpunt, samengevat in de drie waarheden die verschijnen in Mabel Collins’ The Idyll of the White Lotus, en die het waard is hier te herhalen:

Er zijn drie waarheden die absoluut zijn en niet verloren kunnen gaan,

Maar die toch kunnen zwijgen wegens gebrek aan spraak.

De ziel van de mens is onsterfelijk en haar toekomst is de toekomst

Van iets waarvan de groei en pracht onbegrensd zijn.

Het beginsel dat leven schenkt, woont in ons en zonder ons,

Is onsterfelijk en eeuwig weldadig, wordt niet gehoord of gezien

Of geroken, maar wordt waargenomen door de mens die waarneming verlangt.

Ieder mens is zijn eigen absolute wetgever, de verspreider van heerlijkheid

Of somberheid voor zichzelf; het verval van zijn leven, zijn beloning, zijn straf.

Deze waarheden, die net zo groot zijn als het leven zelf, zijn net zo eenvoudig

Als de eenvoudigste geest van de mens. Geef ze de hongerigen te eten. [55]http: //hpb.narod.ru/IdyllLotus.htm (geraadpleegd op 31 januari 2013)

Nu op dit fundamentele verschil tussen de oosterse en westerse religieuze doctrine gewezen is, kunnen we terugkomen op de uiterst belangrijke vraag hoe de vijf hindernissen die in de Yoga Soetra’s worden genoemd, moeten worden aangepakt, zodat ze met succes kunnen worden overwonnen. Boek II, Soetra’s 10-11 geven het antwoord:

Deze vijf hindernissen kunnen, wanneer ze enigszins bekend zijn, worden overwonnen door een tegengestelde mentale houding.

Hun activiteiten moeten worden afgeschaft door het meditatieproces. [56]Alice A. Bailey, The Light of the Soul, 115.

Meditatie is de beoefening waarvoor het Oosten zo bekend is, en er kan gerust worden gesteld dat de oosterlingen haar hebben ontwikkeld tot een niveau dat men wetenschappelijk kan noemen. Het is het hart en de ziel van de spirituele zoektocht en, naast studie, het belangrijkste middel tot esoterisch begrip en occulte wijsheid.

Alvorens de meer technische aspecten van meditatie in overweging te nemen, is het het beste om een ​​paar definities ervan te bekijken en daardoor een meer omvattend beeld te krijgen van wat het inhoudt. In Bailey’s Letters on Occult Meditationzijn er drie definities die opmerkelijk zijn en die als volgt worden verwoord:

Meditatie is de uitdrukking van de intelligentie die leven en vorm, het zelf en het niet-zelf met elkaar verbindt, en in de tijd en in de drie werelden vindt het proces van deze verbinding plaats op het gebied van de geest dat het hogere en het lagere met elkaar verbindt. [57]Alice A. Bailey, Letters on Occult Meditation, (1950; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1979), 227.

Meditatie is het middel waarmee contact wordt gemaakt met het hogere bewustzijn. [58]Ibid., 285.

De basis van alle occulte groei is meditatie, of die perioden van stille zwangerschap waarin de ziel in de stilte groeit. [59]Ibid., 326.

Meditatie in de Yoga Soetra’s wordt meer in detail behandeld in Boek III, dat de ondertitel Union Achieved and its Resultsheeft en als onderwerp de krachten van de ziel heeft. Het eerste deel van dit boek behandelt meditatie en de verschillende stadia ervan, en het tweede deel de drieëntwintig resultaten van meditatie. [60]Alice A. Bailey, The Light of the Soul, p.235. Deze resultaten verwijzen naar de verschillende krachten die voortkomen uit meditatie, maar die uiteindelijk moeten worden getranscendeerd, omdat ze uitgerekend de obstakels die spirituele vereniging en bevrijding in de weg staan kunnen worden. [61]Ibid., 240.

De eerste vijf soetra’s van boek III zijn van vitaal belang, omdat ze de sleutelelementen van occulte meditatie bevatten. Ze vatten de drie onmisbare stadia van het meditatieproces samen, namelijk concentratie, meditatie en contemplatie die, wanneer ze met succes gevolgd worden, tot sanyama leiden. Sanyama is een Sanskrietwoord dat heel moeilijk te vertalen is, maar dat een toestand beschrijft waarin de mediterende “heeft geleerd door alle sluiers heen te dringen en contact te maken met de realiteit erachter”. [62]Ibid., 252. Om een ​​beter idee te krijgen van dit proces is het noodzakelijk om elke fase nader te onderzoeken. Soetra 1 zegt het volgende over concentratie:

Concentratie is het fixeren van de chitta (geeststof) op een bepaald object. Dit is dharana. [63]Ibid., 243.

Een van de belangrijkste elementen in het commentaar op deze soetra wijst Bailey erop dat voor de ongetrainde geest concentratie “een van de moeilijkste stadia in het meditatieproces is en een constant niet-aflatend vermogen inhoudt om de geest terug te brengen naar dat ‘object’ waarop de aspirant ervoor heeft gekozen zich te concentreren.” [64]Ibid., 243-244. Ze suggereert de keuze van een object waarop men zich wil concentreren, dat uit vier verschillende groepen kan worden gekozen, namelijk externe objecten, zoals beelden van de godheid, interne objecten, zoals de centra in het etherische lichaam, kwaliteiten, zoals de verschillende deugden of mentale concepten die de vorm kunnen aannemen van symbolen of woorden. [65]65 Ibid., 244, 245. Als men zich op een object concentreert zonder de tussenkomst van enige gedachten over andere dingen, is dit een zeker teken dat echte concentratie wordt bereikt, wanneer dit gedurende twaalf seconden met succes wordt gedaan. [66]Ibid., 246.

Soetra 2 is erg rechtlijnig en stelt eenvoudigweg dat “Aanhoudende concentratie (dharana) meditatie (dhyana) is.” [67]Ibid., 247. Bailey breidt dit uit door te zeggen dat meditatie slechts het verlengstuk van concentratie is, en voortkomt uit iemands vermogen om de geest naar believen op een bepaald object te richten. Als zodanig valt het onder dezelfde regels en voorwaarden als concentratie, met als enige verschil tussen beide het element tijd. [68]Ibid., 247.

De volgende fase van het meditatieproces, contemplatie, is in algemene zin het hoogtepunt van de inspanningen van de yogi. Bailey schrijft dat bij contemplatie de yogi zijn hersenbewustzijn uit het oog verliest; hij staat geen emotionele reacties toe met betrekking tot het meditatieproces en verliest zelfs zijn mentale activiteiten uit het oog, “zodat alle ‘modificaties’ van het denkproces, alle emotionele reacties van het voertuig van begeerte-denkvermogen (kama-manas) worden onderdrukt en de yogi zich er niet van bewust is. Hij is echter intens levend en alert, positief en wakker, want de hersenen en de geest worden door hem stevig vastgehouden en worden door hem gebruikt zonder enige tussenkomst van hun kant.” [69]Ibid., 249.

De opmerkelijke kenmerken van contemplatie zijn opname in het zielenbewustzijn, bevrijding van de drie werelden, besef van eenheid met alle zielen en verlichting.

Opname in het zielenbewustzijn maakt bewustzijn van de ziel in alle dingen mogelijk; bevrijding van de drie werelden geeft de yogi vrijheid van vorm, van verlangen en van de lagere mentale substantie; besef van eenheid met alle zielen brengt een echt gevoel van groepsbewustzijn teweeg; en verlichting, of perceptie van het licht-aspect van manifestatie, brengt de yogi in contact met het licht dat een object zou kunnen verbergen. [70]Ibid., 250.

Soetra 4 van Boek III vat de drie voorgaande soetra’s als volgt samen:

Wanneer concentratie, meditatie en contemplatie één opeenvolgende handeling vormen, wordt sanyama bereikt.

Het lezen van Bailey’s commentaar op deze soetra en het bereiken van het stadium van sanyama moet worden opgevat als een belangrijke prestatie. Het houdt het volgende in: een bevrijding van de yogi uit de drie werelden; het vermogen om de aandacht voor onbepaalde tijd en naar believen te concentreren; polarisatie van het bewustzijn in het ego of de ziel; de erkenning van de lagere mens als eenvoudigweg een instrument voor communicatie met de drie lagere niveaus; het verwerven van het vermogen tot contemplatie, of de houding van de echte identiteit ten opzichte van het rijk van de ziel en het vermogen om, via de gecontroleerde geest, de kennis van het zelf en zijn koninkrijk over te dragen aan de mens op het fysieke gebied. Sanyama is dus het bereiken van de kracht van meditatie, wat het doel is van het Raja Yoga-systeem. [71]Ibid., 251 – 252. Soetra 5 stelt dat “door sanyama het naar voren schijnen van het licht komt”. [72]Ibid., 252. Het licht waarnaar in deze soetra wordt verwezen, is het licht van de ziel, en daarmee komt verlichting van waarneming, helderheid van bewustzijn, het naar voren schijnen van inzicht en verlichting van het intellect. [73]Ibid., 253 – 254.

Het grootste deel van Boek III is een beschrijving van de verschillende vermogens of siddhi’s die worden verworven als gevolg van zielsbewustzijn, die in dit artikel niet zullen worden behandeld. Vele ervan lijken misschien denkbeeldig, en dus moeilijk te bereiken door de gemiddelde discipel, dus wordt het redelijker geacht erop te wijzen hoe verwacht wordt dat het zielenbewustzijn wordt ervaren door degenen die het kunnen bereiken door middel van regelmatige meditatie, in plaats van door die zeer gevorderde discipelen die zielenbewustzijn als vanzelfsprekend beschouwen, en bij wie continuïteit van bewustzijn volledig is ontwikkeld.

Zodra de ziel zich begint te doen gelden, zal ze op verschillende manieren worden ervaren, zoals een gevoel van vreugde, een gevoel van oprechte identificatie met andere zielen, een gevoel van diepere betekenis als gevolg van de erkenning van de subjectieve aspecten van het leven, en een gevoel van ware spirituele bestemming en doel. Zielenbewustzijn brengt ook een nieuwe manier met zich mee om ruimte en tijd waar te nemen, en we ervaren op een meer directe en reële manier wat het betekent om in het Eeuwige Nu te leven. De wereld van verschijnselen van concrete manifestatie en de zintuigen wordt precies datgene, namelijk fenomenaal, waarin elke speler een ingewikkelde rol speelt, maar ook een rol die in de context van het grotere geheel voorwaardelijk en vergankelijk is, d.w.z. gekwalificeerd door de beperkingen van ruimte en tijd.

Wat betreft de bespreking van de Yoga Soetra’s in dit artikel hoeft men niet verder te gaan dan erop te wijzen dat zelfs deze gedetailleerde en wetenschappelijke verhandeling over Raja Yoga slechts een korte verwijzing geeft naar wat te verwachten is als men voorbij het zielsbewustzijn gaat.

Het Hogere Bewustzijn van de Spirituele Triade

Er zijn verschillende benaderingswijzen waarmee men kan proberen het bewustzijn te begrijpen dat kenmerkend is voor de Spirituele Triade, en ze zijn allemaal even belangrijk om de discipel te helpen bij het proberen een alomvattend idee of visie te vormen. Deze manieren van benaderen zijn nauw met elkaar verbonden en moeten worden gezien als fragmenten die dienen bij het maken van een geheel.

De meest praktische manier is door middel van een alomvattend begrip van alles dat is gegeven met betrekking tot de lering over de antahkarana, of het bouwen van de “regenboogbrug”, die een verbinding vormt tussen de lagere en hogere geest, en dus een pad creëert tussen het laagste aspect van de Spirituele Triade en het hoogste aspect van de persoonlijkheid. In een vorig artikel dat specifiek over de antahkarana ging, beschreef deze auteur dit bouwproces als volgt:

(Het) is afhankelijk van de bewuste inspanning en suggestieve kracht van de door de ziel doordrenkte persoonlijkheid, geholpen door visualisatie en het vermogen om het kanaal tussen ziel-denkvermogen-brein open en op één lijn te houden. De laatste stadia van het bouwproces strekken zich uit tot het bewustzijn van de intuïtie en de spirituele wil, en uiteindelijk de monade zelf, tegen welke tijd de rol van de ziel als middelaar tussen dat wat “lager” is en dat wat “hoger” is overbodig wordt, en een directe link tussen de drie aspecten van de monade en de drie aspecten van de persoonlijkheid wordt mogelijk en werkzaam, en door middel waarvan de monade of geest zich volledig kan uitdrukken in de wereld van manifestatie of de vormenwereld. [74]Iván Kovács, The Relationship between the Soul-infused Personality, Discipleship and the Project of Building the Antahkarana, (The Esoteric Quarterly, Winter 2011).

Een andere manier om de Spirituele Triade te benaderen is door het bestuderen van die kwaliteiten en eigenschappen die kenmerkend zijn voor de ingewijde van de derde graad, of de discipel die zich heeft toegeëigend en bewust gebruik kan maken van zijn mentale voertuig zoals het wordt gebruikt in dienst van de ziel. Dit wordt beknopter uitgedrukt in The Rays and the Initiations van Alice A.Bailey, dat als volgt luidt:

Na de derde inwijding wordt de “Weg” met grote snelheid voorwaarts gedragen, en is de “brug” voltooid die de hogere spirituele Triade en de lagere materiële reflectie volmaakt verbindt. De drie werelden van de ziel en de drie werelden van de persoonlijkheid worden één wereld waarin de ingewijde werkt en functioneert, zonder onderscheid te zien, hij beschouwt de ene wereld als de wereld van inspiratie en de andere wereld als het veld van dienstverlening, maar beide samen beschouwt hij als één wereld van activiteit. [75]Alice A. Bailey, The Rays and the Initiations, (1960; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1976), 445.

Ten derde kan er een manier worden gevonden om de Spirituele Triade te benaderen door de mate van ontwaken van de menselijke energiecentra te bestuderen, en hoe ze worden getransmuteerd naar en gerelateerd aan hun overeenkomstige hogere centra. In dit opzicht moet men de relatie tussen de drie hoofdcentra onderzoeken, d.w.z. het kruincentrum, het voorhoofd of het ajnacentrum en het alta major-centrum, en hun betekenis in relatie tot de opening van het derde oog.

In A Treatise on Cosmic Fire wijst Bailey erop dat men eerst moet weten dat er een nauwe verbinding is tussen het alta major-centrum en het keelcentrum, het hartcentrum en de hypofyse, en tussen het hoofdcentrum en de pijnappelklier.[76]Alice A. Bailey, A Treatise on Cosmic Fire, (1962; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1977), 169. Verder legt ze uit dat de nauwkeurige realisatie door het fysieke brein van wat het ego probeert over te brengen met betrekking tot het te verrichten werk, alleen mogelijk wordt wanneer twee dingen worden gerealiseerd:

Directe eenlijnigheid.

De overdracht van de egoïsche energie of wil naar een van de drie fysieke centra in het hoofd:

De pijnappelklier.

De hypofyse.

Het alta major-centrum, of dat zenuwcentrum aan de bovenkant van de wervelkolom, waar de schedel en de wervelkolom ongeveer contact maken. Wanneer deze opeenhoping van zenuwen volledig ontwikkeld is, vormt het een communicatiecentrum tussen de vitale energie van de wervelkolom (het kundalinivuur) en de energie van de twee hoofdcentra hierboven opgenoemd. Het is de fysieke overeenkomst met de antahkarana (sic) op hogere niveaus. [77]Ibid., 960, 962.

Bailey besluit haar meest essentiële observatie over de bovengenoemde drie centra als volgt:

Wanneer deze drie soorten energie, of de vibratie van deze drie centra, met elkaar in contact komen, ontstaat er een duidelijk samenspel. Dit drievoudige samenspel vormt in de tijd een draaikolk of krachtcentrum, dat zijn plaats vindt in het midden van het voorhoofd en uiteindelijk de schijn aanneemt van een oog dat naar buiten kijkt tussen de andere twee. Het is het oog van de innerlijke visie, en hij die het heeft geopend, kan de energie van materie leiden en beheersen, alle dingen in het eeuwige nu zien en daarom meer in contact staan ​​met oorzaken dan met gevolgen, de akasha-verslagen lezen en helderziend zien. Daarom kan zijn bezitter de bouwers van lage graad beheersen. [78]78 Ibid., 1010-1011.

Tenslotte moet worden gezegd dat hoewel de monade eerst haar invloed laat voelen nadat de discipel de derde inwijding heeft genomen, er verschillende belangrijke stappen zijn voordat volledig monadisch bewustzijn kan worden gerealiseerd. Ingewijden van de derde graad zijn discipelen die snel zielenbewustzijn ontwikkelen en die bedreven zijn in het gebruik van hun hogere geest. Pas wanneer discipelen zich voorbereiden op de Grote Verzaking, waardoor ze alle banden met de concrete wereld van manifestatie kunnen verbreken, zullen ze het vermogen hebben om zich volledig toe te leggen op het volgende niveau van bewustzijn, dat van boeddhi, ook bekend als het niveau van intuïtie of pure rede. Zelfs de kandidaat die zich voorbereidt op de vijfde inwijding, die hem kwalificeert als een meester, kan niet hoger komen dan het spirituele of atmische gebied. Alleen van die meesters die inwijdingen hoger dan de vijfde hebben genomen, kan worden gezegd dat ze monadisch bewustzijn bezitten, een staat van zijn die niemand die zich door een fysiek lichaam manifesteert kan doorgronden, tenzij hij een avatar is die met een specifiek doel is geïncarneerd, en daarom gebruik moet maken van een fysiek lichaam.

Conclusie

De reis van de mensheid vanaf het allereerste begin, toen ze haar dierlijke instincten achter zich liet en zelfbewustzijn ontwikkelde, en de daaruit voortvloeiende odyssee van zelfbewustzijn naar groepsbewustzijn en verder, is een werk van zware inspanning en streven dat alleen kan worden bereikt binnen de tijdsspanne van ontelbare tijdperken en ontelbare levens. Toch is het een reis die met meer en meer zekerheid kan worden volbracht, aangezien we getuige zijn van de tastbare resultaten van onze evolutie, en de stem volgen van die grote Zonen van God die ons zijn voorgegaan en vanwege hun prestaties gekwalificeerd zijn om de weg die ons leidt van het onwerkelijke naar het werkelijke, van duisternis naar licht en van dood naar onsterfelijkheid te wijzen. Door onze standvastige beslissing om onze voeten op het spirituele pad te zetten, vinden we het koninkrijk van God en staan we toe dat de belofte wordt vervuld die ons in directe en spirituele verwantschap met God plaatst.

Noten

Noten
1 Alice A. Bailey, A Treatise on Cosmic Fire (1962; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1977), 243.
2 Alice A. Bailey, The Rays and the Initiations (1960; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1976), 263.
3 Alice A. Bailey, Esoteric Psychology, Volume I (1962; herdruk; New York: Lucis publishing Company, 1979), 131.
4 Alice A. Bailey, A Treatise on White Magic (1951; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1980), 212.
5 http: //link.springer.com/article/10.1007%2FBF02437424? LI = true
6 http://en.wikipedia.org/wiki/Mirror_test
7 William James, The Principles of Psychology (1952; herdruk; Chicago: Encyclopaedia Britannica, Inc., 1980), vi.
8 Sigmund Freud, The Major Works of Sigmund Freud (1952; herdruk; Chicago: Encyclopaedia Britannica, Inc., 1980), v.
9 http://en.wikipedia.org/wiki/Carl_Jung (geraadpleegd 24 januari 2013).
10 Alice A. Bailey, Discipleship in the New Age, Volume I (1972; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1976), p.71.
11 Alice A. Bailey, Initiation, Human and Solar (1951; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1977), xv.
12 Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume I (1923; herdruk; London: George Allen & Unwin Ltd, 1971), 146.
13 Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume I, 63.
14 http://answers.yahoo.com/question/index?qid=20081005185226AAmkRQ7 (geraadpleegd op 23 oktober 2012).
15 Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume I, 169.
16 The Upanishads (1965; London: Penguin Books Ltd), 7.
17 The Upanishads Part II (1962; New York: Dover Publications, Inc.), 83-84.
18 Alice A. Bailey, Glamour: A World Problem (1950; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1978), 198.
19 The Upanishads (1965; Londen: Penguin Books Ltd), 55.
20 Ibid., 55.
21 Ibid., 55-56.
22, 23 Ibid., 56.
24, 25, 26 Ibid., 57.
27 27 Ibid., 57.
28 Ibid., 58, 59.
29 Ibid., 59.
30 Alice A. Bailey, Esoteric Psychology II (1970; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1975), 68.
31 http://en.wikipedia.org/wiki/Human_heart (geraadpleegd op 22 maart 2013).
32 The Upanishads (1965; London: Penguin BooksLtd), 61.
33 Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume I, 105.
34, 36 Ibid., 121.
35 The Upanishads (1965; London: Penguin Books Ltd) 61.
37 Alice A. Bailey, The Light of the Soul, (1955; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1978), xv.
38 38 Ibid., ix.
39 39 Ibid., xii.
40 40 http://www.swamij.com/yoga-sutras.htm (geraadpleegd op 2 november 2012).
41 Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume I, 532.
42 Radhakrishnan, Indian Philosophy, Volume II, 341.
43 Alice A. Bailey, The Light of the Soul, 379.
44 Alice A.Bailey, A Treatise on White Magic, (1951; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1980), p.184.
45 http://www.swamij.com/yoga-sutras.htm (geraadpleegd op 5 november 2012).
46 Alice A. Bailey, The Light of the Soul, 1.
47 Ibid., 113.
48 Ibid., 127.
49 Ibid., 115.
50, 51 Ibid., 132.
52 Ibid., 136.
53 Ibid., 137.
54 Radhakrishnan, Indian Philosophy, deel I, 41.
55 http: //hpb.narod.ru/IdyllLotus.htm (geraadpleegd op 31 januari 2013
56 Alice A. Bailey, The Light of the Soul, 115.
57 Alice A. Bailey, Letters on Occult Meditation, (1950; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1979), 227.
58 Ibid., 285.
59 Ibid., 326.
60 Alice A. Bailey, The Light of the Soul, p.235.
61 Ibid., 240.
62, 72 Ibid., 252.
63 Ibid., 243.
64 Ibid., 243-244.
65 65 Ibid., 244, 245.
66 Ibid., 246.
67, 68 Ibid., 247.
69 Ibid., 249.
70 Ibid., 250.
71 Ibid., 251 – 252.
73 Ibid., 253 – 254.
74 Iván Kovács, The Relationship between the Soul-infused Personality, Discipleship and the Project of Building the Antahkarana, (The Esoteric Quarterly, Winter 2011).
75 Alice A. Bailey, The Rays and the Initiations, (1960; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1976), 445.
76 Alice A. Bailey, A Treatise on Cosmic Fire, (1962; herdruk; New York: Lucis Publishing Company, 1977), 169.
77 Ibid., 960, 962.
78 78 Ibid., 1010-1011.